Tag Archives: cannes

Arthousefilm maken? Doe er een koter in

19 jul

Komende week gaat de nieuwe film van de Dardennes broeders in première , ‘Le Gamin au Vélo’. De recensie moet nog even wachten, maar wat wel opvalt is dat zoals wel vaker het geval is geweest ze goed lering hebben getrokken uit toppers als ‘Look Who’s Talking’, ‘Look Who’s Talking Too’, ‘Baby’s Day Out’ en de ‘Home Alone’-reeks: prop een schattig kindje in je film en je hebt goud in handen.

In dit post-Macaulay Culkintijdperk hebben echter ook filmmakers met artistiekere repertoires ontdekt dat als je in je baanbrekende ode aan Ozu of Tarkovsky een lieftallig kotertje een prominente rol geeft, je alras overladen wordt met festivalprijzen en andersoortig lof. Laat ik dit aan de hand van enkele voorbeelden illustreren.

Maar eerst... *tromgeroffel* een schattig fotootje van Macaulay. Of had je liever een filmstill uit 'Baby's Day Out' gezien?

Ladri di Biciclette

Ja, ook in 1948 gold deze vuistregel al, getuige deze neo-realistische klassieker van Vittorio de Sica. Bruno Ricci (Enzo Staiola) is als Italiaans straatschoffie, met de karakteristieke handgebaartjes en al, niet het eerste kind dat in de cinema door het beeld mocht lopen, maar weinigen zullen het eerder zo vertederend hebben gedaan. ‘Biciclette’ won een Oscar, een Golden Globe, een BAFTA en nog tal van andere prijzen, waarna het een geheide mainstay werd op filmacademies wereldwijd en inmiddels een pionier kan worden genoemd voor de hier besproken trend.

Le Ballon Rouge

Deze film van Albert Lamorisse uit 1956 duurt maar 34 minuten en bevat ongeveer drie regels tekst, maar heeft niet meer tijd nodig om een indruk te maken waar maar weinig films aan kunnen tippen. Sterker nog, toen het toenmalige Filmmuseum in 2008 een gerestaureerde print hiervan in de theaters bracht, was het een van de beste films die ik dat jaar zag. Ook deze film, waarin bijna geen volwassene voorbij komt, won een Oscar, evenals een Palme d’Or in Cannes. In 2007 werd er een soort veredelde remake van gemaakt, daarover later meer. Voor degenen die het gemist hebben staat het gehele origineel op JijBuis; ziehier deel een:

Billy Elliot

Spring een eindje vooruit naar de late jaren ’90, en je ziet het cinefiele collectief smelten bij het aanschouwen van een jongetje uit een Engelse arbeiderswijk die van ballet houdt. Acteur Jamie Bell, die de hoofdpersoon speelde, is inmiddels vooral bezig zijn carrière aan gort te helpen met ramsj als ‘Jumper’, ondanks de drie Oscarnominaties en vrachtwagenladingen gevuld met festivalprijzen die ‘Billy Elliot’ mocht ontvangen.

Whale Rider

Rond de eeuwwisseling was de gouden formule ook in Nieuw-Zeeland bekend: neem een schattig kind, stuur het op een met obstakels gevulde rite de passage op weg naar volwassenwording, gooi er wat levenslessen en een vleugje couleur locale bij en voilà. De ‘Karate Kid’-associaties die deze opsomming oproept zullen alleen maar versterkt worden door de film zelf, waarin het meisje Paikea (Keisha Castle-Hughes) vastberaden is een très masculiene Maorivechtsport te gaan beoefenen. Ondanks deze joligheid moet ik toegeven dat het een best goede film is en dat de Oscarnominatie voor Castle-Hughes en talloze andere prijzen (waaronder een publieksprijs op het IFFR) niet geheel onverdiend zijn. Geniet even mee met de kiwi-accentjes:

Turtles Can Fly

Eigenlijk heet deze Iraaks-Koerdische film ‘Lakposhtha parvaz mikonand’, maar je begrijpt dat dat voor de internationale markt net niet pakkend genoeg klonk. De naamsverandering hielp, want de rondrennende meute kinderen – voor zover de verwondingen door landmijnen het toelieten – die onder aanvoering van de schattige, bebrilde Satellite (Soran Ebrahim) proberen na te gaan of Saddam Hoessein al verjaagd is wonnen prijzen in onder andere Berlijn en Rotterdam. En terecht, want ‘Turtles Can Fly’ is tragikomisch prachtig.

Hmm, bij nader inzien is de film toch vooral erg tragisch. Doch mooi.

Le Fils

Ah ja, daar zijn ze weer: de Dardennetjes. Onze Waalse lachebekjes verblijdden ons ook met minderjarigen in ‘L’Enfant’ (een snel verdwenen huilbaby) en ‘Rosetta’ (maar gespeeld door een 18-jarige), maar met ‘Le Fils’ zitten ze iets meer in dezelfde leeftijdscategorie als de rest van de films. Uiteraard is ook deze Dardenne een so(m)bere bedoening, maar zo’n jonge knul helpt om toch net dat greintje vertedering en meevoelendheid in de kijker op te wekken. In Cannes liep men er dientengevolge mee weg, zoals gewoonlijk bij deze twee filmmakers.

Little Miss Sunshine

‘Little Miss Sunshine’ draait uiteraard om een heel gezin, dat in Alan Arkin, Toni Collette en Paul Dano prima acteurs herbergt, maar de show wordt gestolen door Abigail Breslin als de quirky uilenbrildragende dochter Olive. Hierna wil het met Breslins curriculum nog niet enorm vlotten, maar het grandiose succes van de film (twee Oscars en prima bezoekcijfers) leidde naast een redelijk vervolg voor Dano tot een hausse aan springerige Amerikaanse quasi-indiefilms, waarbij je kunt denken aan het gehele oeuvre van Michael Cera. Wat op zijn minst een hele eigen blogpost waard is.

Le Voyage du Ballon Rouge

So, Ballon Rouge, we meet again, zei de Duitse Bondvillain met de monocle. In ‘Le Voyage du Ballon Rouge’, een ode van de Taiwanees Hsiao-hsien Hou uit 2007 op het eerder genoemde origineel, volgen we eveneens de pogingen van een Parijse jongen om een rode ballon in bezit te krijgen en houden. Veel meer overeenkomsten zijn er desondanks niet, want waar in het origineel deze queeste in zijn pure visuele kracht iets onweerstaanbaars had en geen verdere rompslomp nodig had, worden we in deze nieuwe film vooral getrakteerd op een Juliette Binoche die kiwi’s snijdt of dat soort niemendalletjes. Je hoor mij niet zeggen dat je met zulke minimalistische huiselijkheden geen goede film kunt fabriceren, maar wanneer je met referenties aan het verleden zulke radicaal andere verwachtingen wekt ligt teleurstelling op de loer. Om niet te zeggen dat de gehele ode nogal gratuit overkomt. Hoe dan ook waren de kritieken op ‘Voyage’ nog best puik, maar was het succes op filmfestivals vrij summier.

Misschien dat juist het werk van de Dardennes ons kan vertellen waarom dit principe zo goed werkt. Natuurlijk, er zijn genoeg arthousefilms zonder prominente rol voor kinderen erin die in de prijzen vallen, maar veel van de bovengenoemde films behaalden successen die de pure intrinsieke kwaliteit lijken te ontstijgen. Het werk van de broers Dardenne is wat dat betreft interessant: juist in hun grimmige portretten van Waalse industriesteden werkt het, getuige het succes van de bovengenoemde voorbeelden, goed om in de vorm van een kind een mate van aaibaarheid en onschuld in je film te verwerken waar de kijker zich aan kan binden. Wanneer die zich kan inleven en meevoelen met een kind, is het wellicht makkelijker om daar zware artistieke thema’s tegenover te stellen – een verwoestende oorlog, schrijnende armoede, scheve genderverhoudingen – zonder dat het ondraaglijk wordt. Zo wordt de introductie van een kind het spreekwoordelijke suikerklontje waarmee men de portie levertraan inneemt.

...Ik kon het niet laten.