Archief | artikel RSS feed for this section

Vertigoën: is elke filmscène is beter met Herrmanns muziek eronder?

14 jan

‘Ik wil een verkrachting aangeven’, schreef Kim Novak in haar paginagrote, Caps Lockvriendelijke advertentie in Variety. Pardon, is deze 78-jarige actrice in ruste aangerand? En waarom zou je dat middels een enorme advertentie aan aan de grote klok willen hangen?

Nee, ze was niet lijfelijk misbruikt, maar haar filmische nagedachtenis wel. Michel Hazanavicius had namelijk in zijn ‘The Artist’ (een film waar ik persoonlijk erg over te spreken ben) een fragment van de iconische filmmuziek van Bernard Herrmann uit ‘Vertigo’, Alfred Hitchcocks klassieker uit 1958 waar Novak een hoofdrol in heeft, gebruikt. En nee, daar is madame Novak niet erg blij mee.

Kim Novak heden ten dage. Goddank heeft ze haar eigen wenkbrouwen weer laten staan.

Je ziet het al aankomen: daar wordt je anno 2012 niet erg populair mee, zeker niet in internetkringen. Het overtrokken taalgebruik droeg daar ook niet veel goeds aan bij. Het vervolg is al even voorspelbaar – het internet riposteert.

Vooral de respons van het Press Play blog van Indiewire is erg inventief: laten we, in navolging van het sweden van films, nu films gaan vertigoën. Dit houdt in dat je een filmfragment kiest en er in plaats van de reguliere soundtrack het stuk uit Herrmanns ‘Vertigo’ score (‘Scene D’Amour’ genaamd) eronder zet. Press Play maakte er een wedstrijd van: wie kan de beste combinatie maken met het beroemde muziekstuk? Hun eigen voorbeeld, met de scène uit ‘Star Wars IV: A New Hope’ waarin de Death Star wordt vernietigd (zie de vorige link), was fraai en leidde tot talloze navolgingen.

Daar moest ik me natuurlijk ook aan wagen. Dat deed ik zelfs tweemaal, hoewel de combinaties ietwat gelijksoortig zijn – een cheesy film, een sterfscène en met een vergelijkbare opbouw. Laat ik ze hieronder even embedden.

De eerste is, hoe kan het ook anders, een fragment uit ‘Top Gun’, namelijk de scène waarin Goose het leven laat in een dogfight.

Mijn tweede poging is een overtreffende trap in cheesiness: ‘The Room’ van Tommy Wiseau, beter bekend als de slechtste film ooit gemaakt. Hiervoor gebruikte ik de scène die wellicht niet de meest iconische is, maar wel de meest hilarisch melodramatische en zelfmedelijdende: de apotheosis, waarin Johnny zelfmoord pleegt.

Wat denk jij? Zijn het verbeteringen ten opzichte van de originele scènes? Kan Bernard Herrmanns muziek zelfs ‘The Room’ redden? Welk filmfragment is hier bij uitstek geschikt voor? Hoek me op met je suggesties.

De tien beste films van 2011: nrs 5-1

30 dec

En met deze top 5, mijn vijf absolute favoriete films van 2011, sluit ik ook 2011 af als blogger. In het apocalyptische 2012 ben ik er weer met nieuw gemijmer over nieuwe films. En oude films. Tot volgend jaar!

Whoa wacht, wat doet dat konijn uit 'Alice in Wonderland' (1951) hier? Ik zou maar snel verder lezen voor het antwoord.

5.    The Artist

Dat ‘The Artist’, een Franse hommage aan/pastiche van de stille film als favoriet voor de Golden Globes en Oscars wordt gezien is ergens verbijsterend. We hebben het hier over een Franse indiefilm, grotendeels inderdaad zonder diëgetisch geluid, in zwart-wit en 4:3 beeldformaat en zonder grote Hollywoodsterren erin (sorry, John Goodman). Het gaat niet eens over de Tweede Wereldoorlog; er zijn geen halve of full retards. Maar aan de andere kant is het ook gewoon onmogelijk om ‘The Artist’ te weerstaan: het concept van een ode aan de stille film is al veelbelovend, maar juist doordat de film zoveel meer is dan een platte pastiche krijgt het waarde. Die zit in de tragiek van de hoofdpersoon (tegenover de opkomst van zijn vrouwelijke medespeelster), de subtiele humor, de prachtige visuele symboliek en niet te vergeten de spaarzame momenten waarop ‘The Artist’ stiekem wel gewoon een geluidsfilm is – met name in het adembenemende slotstuk. En mag dat hondje een Oscar krijgen, alstublieft?

4.    Black Swan

Niet veel van de films in deze eindlijst riepen echt gemengde reacties op, maar ‘Black Swan’ mag zich dat predicaat wel aanmeten. Begrijpelijk is het wel enigszins, gezien de belachelijk stereotype karakters en ietwat simpele verhaalopzet (‘ik moet die rol hebben!’). Maar deze kritiek mist het hele punt van de film. ‘Black Swan’ is alle kanten opschietend, maniakaal, duister portret van een ambitieuze danseres die alle maniakale en duistere kanten moet opzoeken om haar grootste ambitie te kunnen verwezenlijken. Meer nog roept ‘Black Swan’ de vraag op of die ambitie überhaupt de belachelijke moeite en lijdenswegen wel waard is. Aan het eind weet je niet noodzakelijkerwijs het antwoord, maar ben je wel als lichtvoetige ballerina meegesleept naar de zowel de diepste krochten van menselijke obsessie en de stratosferische hoogten van de artistieke perfectie waar deze toe kan leiden. Alle visuele pracht is overweldigend, maar bovenal doelmatig en perfect opgebouwd. En dat is onder andere waarom ‘Black Swan’ wel in deze lijst staat en een ‘Melancholia’ niet.

Laat ik het zo zeggen: als ik ooit een regisseur moest vinden om de tocht van Aeneas of Dante Alighieri naar het dodenrijk moest verfilmen, zou Darren Aronofsky heel hoog op het lijstje staan.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/03/31/2011-mijn-favoriete-films-tot-nu-toe-deel-2/

3.    Mistérios de Lisboa

Raoul Ruiz, die ons tragisch genoeg dit jaar ontvallen is, maakte met ‘Mistérios de Lisboa’ een soort kostuumdramaversie van een soapserie, op zijn Portugees, en dan 4,5 uur lang. Klinkt apart? Ja, dat kun je wel stellen. Zoiets kan uitermate potsierlijk uitpakken, of simpelweg niet te behapstukken zijn, maar Ruiz levert hier een fascinerend kunststukje af dat je van begin tot eind iedere seconde aan het scherm gekluisterd haalt. De meeste dramatische verhaallijnen worden doorweven, groot fortuin wordt men in de schoot geworpen of lost op waar men bij staat; hele dynastieën voltrekken zich voor je ogen. Het wordt allemaal bij elkaar gehouden door de lyrische, prachtige regie van Ruiz, die continu de camera laat zwieren, waarbij karakters uit beeld verdwijnen of juist tevoorschijn worden getoverd, of eindeloos gevolgd worden. Je wordt in een cadans gebracht die waarschijnlijk die de dichtste evenaring is van de zwierende zinnen van het grootse epos waarop het is gebaseerd. De volgende keer dat je je afvraagt waarom ‘Oorlog en Vrede’ zo weinig is verfilmd (behalve die moeilijk vindbare Sovjetversie van tien uur dan), denk dan aan deze film en weet dat je gebeden al min of meer gehoord zijn.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/05/19/lisboa-somewhere-het-is-eenzaam-aan-de-top/

2.    Poetry

‘Poetry’ was waarschijnlijk een van de eerste films van het jaar die ik zag, en opvallend genoeg dus nagenoeg de beste. Hier weinig van de visuele grandeur, aanzwellende strijkers en dramatische dialogen die veel van de hierboven films kenmerken (weliswaar op een goede manier natuurlijk). Nee, in dit Koreaanse drama wordt alles op fluistertoon gebracht, met statische shots en weinig close-ups. En toch heeft het een zeggingskracht die overdonderend is: de hoofdpersoon is een vrouw op leeftijd die gewaarwordt dat haar kleinzoon – die zij opvoedt – een duistere kant heeft en dat ze zelf dementerend is. En iedereen om haar heen is cynisch en egocentrisch. Hetgeen leidt tot een existentiële crisis, waarin ze hoopt dat poëzie enige verlossing kan bieden. Uiteindelijk lukt dat, maar wanneer je merkt hoe duister en tragisch haar inspiratie is ga je je serieus afvragen of dat de versregels wel waard is. Of moet je juist concluderen dat de dichtkunst haar een zeer welkome uitweg biedt, een vorm van acceptatie? Het fascineert me een jaar na de eerste kijkbeurt nog altijd mateloos.

1.    The Tree of Life

Het heeft iets onoverkomelijks: ‘The Tree of Life’ op 1. Terrence Malick, de filosofiehoogleraar die filmmaker werd, maakt van elke film zowel een beproeving waar eindeloos op gewacht wordt als een lyrische, enigmatische exercitie naar de meest innerlijke kern van het bestaan. ‘The Tree of Life’ is daarop allerminst een uitzondering: via een gesjeesde architect en diens jeugd in het Texas van de jaren ’50 gaat de film helemaal terug naar de tijd van de dinosauriërs en de Big Bang in jaar zoektocht naar zingeving. Waar meerdere films dergelijke diepe thema’s aansneden en dergelijke visuele schoonheid tentoonspreidden, was ‘The Tree of Life’ de overtreffende trap van allen. Ik heb de film meerdere malen gezien en ben tot de voorlopige conclusie gekomen dat je hem tientallen keren moet kunnen kijken zonder dat hij stopt te overweldigen, maar ook zonder dat hij stopt te verbazen. Zoals het haastige konijn in ‘Alice in Wonderland’ is Malick je altijd net een stapje voor; nooit krijg je hem echt te pakken, maar je blijft er in oneindige nieuwsgierigheid achteraan rennen. En dat doet niemand hem na.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/06/14/meer-dan-een-natuurfilm-the-tree-of-life/

De beste films van 2011: nrs 10-6

29 dec

Om deze lijst nog een beetje behapbaar te maken, heb ik mijn Top 10 in tweeën geknipt. Dit zijn de nummers 10 tot en met 6, morgen volgen de bovenste 5.

Hey girl, deze foto van Ryan Gosling staat hier alleen maar om jou een plezier te doen. Graag gedaan.

10.    Incendies

‘Incendies’ is, kort gezegd, een mokerslag. Oorlog, moord, verkrachting, duistere familiegeheimen, de hele shebang komt voorbij zonder een greintje comic relief. Nee, alles draait hier om de afgrijselijke manier waarop oorlog een samenleving kan ontwrichten en elke mate van beschaafdheid doet verdwijnen. De verrassende ontknoping hakt er met name in – zelfs met alle tragiek die eraan voorgaat in het achterhoofd – op een manier die bij een tweede kijkbeurt niet meer zal terugkeren. Maar bij die eerste keer kijken word je heel, heel stil van deze film.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/03/31/2011-mijn-favoriete-films-tot-nu-toe/

9.    Drive

Dit jaar was er geen enkele film zo verdomd cool als ‘Drive’. Het maakte van Ryan Gosling een wandelende internetmeme, Nicholas Winding Refn de hipste regisseur in L.A. en veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk een hausse aan slome ‘80s electro soundtracks. Laten we het hopen. Hoe dan ook is ‘Drive’ een van de beste genrefilms in jaren: van de onderkoelde autoachtervolgingen en het plotseling oplaaiende brute geweld tot de volkomen kitschy liefdesintermezzi, als kijkspel is de film werkelijk subliem. Veel thematische of narratieve diepgang is er niet in te bespeuren, maar de manier waarop Nicholas Winding Refn een half-trashy actiefilm kan maken en tegelijkertijd elke genreconventie demonstratief bij het grof vuil zet is indrukwekkend.

8.    Tinker Taylor Soldier Spy

Een broeierige spionagethriller maken is een ding – en niet per se erg uniek, maar wat Thomas Alfredson in ‘Tinker Taylor Soldier Spy’ doet is veel meer dan dat. Natuurlijk, het helpt om een pantheon aan topacteurs aan te trekken, een beroemd verhaal van John le Carré als basis te gebruiken en de jaren ’70 kantoren en decors in een sublieme art direction te recreëren. De grote ster van de film blijft echter Alfredson, die de film zo regisseert dat er geen overbodig zinnetje dialoog in valt en dat de meest cruciale gebeurtenissen soms verbijsterend terloops worden aangekaart. Menig recensent vindt de film moeilijk te volgen, maar dat is juist het punt. Ja, je moet je aandacht er continu bijhouden en soms scènes drie keer in je hoofd herhalen. Is er een betere manier om de kijker met een spion te laten identificeren?

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/12/21/mi-4-en-tinker-taylor-twee-tegenstrijdige-spionagefilms/

7.    The Future

Feit: het boeit Miranda July absoluut niet dat je ‘Me and You and Everyone We Know’ zo’n heerlijk wegkijkende, quirky feel-good indiefilm vond. Neen, zij maakt gewoon pas zes jaar later weer een langspeelfilm en gooit er een pratende kat en maan, een wandeland/dansend t-shirt en een bevreemdende affaire in. En het werkt. De ‘is dit het nu?’-twijfel die de neurotische hipster-dertigers overvalt is niet bepaald onontgonnen terrein, maar niemand geeft er zo’n unieke, weldoordachte draai aan als July. Hadden mannelijke filmmakers met dezelfde thematiek maar even veel cojones als deze madame.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/11/09/is-dit-dezelfde-film-%e2%80%98beginners%e2%80%99-versus-%e2%80%98medianeras%e2%80%99-en-%e2%80%98the-future%e2%80%99/

6.    A Separation

Zeggen dat ‘A Separation’ rijk is aan thematiek is nog een understatement. Je gaat bijna denken dat die filmtitel ironisch bedoeld is, want deze film gaat over zoveel meer dan een echtscheiding. Natuurlijk willen er twee mensen daadwerkelijk scheiden (hoewel, vooral een van de twee), maar al snel verdwijnt dat naar de achtergrond wanneer het plot zich verder ontvouwt. Niet alleen blijkt er een enorm verschil te bestaan tussen de welgestelde stedelingen en de lompe provincialen – een tendens die inmiddels wereldwijd te vinden is -, maar er komen ook nog diepgravender euvels aan bod. Uiteindelijk is het zo weinig duidelijk welk karakter nog betrouwbaar is en welke niet dat je je af gaat vragen of hier nog wel een rechtssysteem op te baseren is. ‘A Separation’ werd in Berlijn overladen met prijzen; je kunt alleen maar stellen dat dit volkomen terecht is.

De beste films van 2011 – Eervolle vermeldingen

28 dec

Het moge duidelijk zijn dat 2011 er bijna op zit, en dat het hoog tijd is voor een eindejaarslijstje. Wat zijn mijn favoriete films van het jaar geweest? Maar wacht, voordat ik aan die Top 10 begin kom ik eerst nog met een lijstje van eervolle vermeldingen: films die erg boeiend zijn, maar net niet goed genoeg voor de Top 10. Dat is geen schande, want wat mij betreft was 2011 een zeer behoorlijk filmjaar. Deze films staan trouwens in willekeurige volgorde.

Zoek op foto's met 'Kirsten Dunst Melancholia' als zoekterm en dit is de enige niet-naaktfoto in de bunch.

The Trip

Soms lijkt een goede film afleveren ontzettend makkelijk. Zoals bij ‘The Trip’: zet twee geslaagde, bekende komieken in een auto, laat ze zichzelf spelen en belachelijk maken en tegelijkertijd wat veel te dure restaurants afgaan; camera erbij en klaar is kees. Toch is dat maar het halve verhaal. ‘The Trip’ was oorspronkelijk een televisieserie met een totale speelduur van zes uur, die door regisseur Michael Winterbottom tot een film van anderhalf uur is gemonteerd. De kunst is dat ‘The Trip’ in die anderhalve uur weinig plot kent en het vooral van de geweldige dialogen moet hebben, maar nooit stuurloos of vervelend wordt. Beide hoofdrolspelers zijn dan wel gevat, olijk en succesvol, maar zijn ze onder de oppervlakte ook gewoon maar onzekere, wat aanklooiende veertigers.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/07/11/twee-kletskousen-en-een-camera/

Black Venus

Nee, ‘Black Venus’ is geen film voor een gezellig avondje uit. Dit ellenlange, tergende (en waargebeurde) portret van een Hottentotvrouw uit het begin van de negentiende eeuw die door Europa moet toeren en steeds meer aan lager wal raakt is vooral zeer aangrijpend: je wordt als kijker gelijk gesteld met het publiek dat in de film haar shows bekijkt. Door deze talloze optredens te moeten aanschouwen dringt tot je door wat voor een speelbal deze vrouw was geworden voor welk duister sujet ook maar haar in handen kreeg.

Sound of Noise

Tot afgelopen zomer leek in Scandinavië meer dan waar dan ook alles pais en vree; rijk en vreedzaam. Waar kun je als terrorist nog tegen ageren? Inmiddels weten we het antwoord helaas, maar voor die tijd leek de enige aksie die het land nodig had een tegen gezapige muziek. Dat alles dat Scandinavisch is en met terrorisme te maken heeft nu een ietwat nare bijsmaak heeft gekregen doet weinig af aan het plezier dat van ‘Sound of Noise’ afstraalt, dat vol zit met duizelingwekkende, avant-gardistische muzikale improvisaties en een flinke laag humor.

Mijn volledige recensie verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/05/11/zweedse-muziekterreur-the-sound-of-noise/

Armadillo

‘Armadillo’ lijkt een beetje op een first-person shooter, een game als Call of Duty. Alleen is het een documentaire, gefilmd rondom een Deense legereenheid die in Afghanistan geposteerd is. Jongens zijn het, de soldaten die in vuurgevechten geraken met Talibanstrijders, en het levert adembenemend spannende beelden op.

Mijn volledige recensie van Armadillo verscheen al eerder op De Maltese Valk: https://demaltesevalk.wordpress.com/2011/04/05/2011-mijn-favoriete-films-tot-nu-toe-slot/

Melancholia

Het zou niet relevant zijn om op te merken dat Lars von Trier een onuitstaanbare etter is, ware het niet dat zijn werk er altijd zo mee doordrenkt is. Ook in ‘Melancholia’, zijn nieuwste, krijgen zijn zelfmedelijden, manische depressie en ijdelheid weer centre stage. Gelukkig valt er voor de rest veel te genieten: Wagners bombastische muziek en Kirsten Dunst stelen tezamen de show en de thematische tweedeling die steeds doorklinkt is treffend gevonden. Dat het camerawerk telkens (maar vooral in het eerste deel) onnodig, misselijkmakend shaky is met het zoomwerk van een kind van acht, en dat Dunst en Charlotte Gainsbourg als ‘zussen’ niet eens van hetzelfde continent lijken te komen is jammer, maar als apocalyptisch bombast en als uitbeelding van manische depressie is ‘Melancholia’ zeer de moeite waard. Perfect, absoluut niet, maar wel razend interessant.

Mijn favoriete freaked-out videoclips van 2011

13 dec

De dagen van ‘Thriller’ en ‘Like a Prayer’ zijn al een tijdje voorbij; MTV vertoont niet eens echt meer videoclips. Maar toch komen er ieder jaar weer prachtige muziekvideo’s uit, die ondanks soms zeer karige budgetten tot de verbeelding spreken en vaak viraal gaan – de hedendaagse variant van op MTV on heavy rotation komen.

Veel daarvan zijn werkelijk prachtig, met heerlijke slo-mo shots, zonsondergangen, sip kijkende huisdieren en lachende kindertjes. Daar ben ik echter even niet in geïnteresseerd. December is al zoetsappig genoeg, en het is al moeizaam genoeg om er genoeg te schrappen om tot een handzame lijst te komen. Derhalve beperk ik me tot muziekvideo’s die de WTF-factor niet schuwen: vreemde, grappige, onorthodoxe en verbijsterend gewelddadige videoclips. Het is een Top 11 geworden, omdat het nu eenmaal 2011 betreft – een geste die ik ook maar van anderen gejat heb, om eerlijk te zijn.

Dit ventje zit in een van de onderstaande video's, maar welke? Only one way to find out! Ha.

Ze staan op alfabetische volgorde van artiestennamen.

Battles – Ice Cream

Van de mensen achter El Guincho’s Bombay’ mag je wel wat aparts verwachten, en gelukkig wordt dat vertrouwen niet beschaamd. Uiteraard zien we net iets te jonge deernen aan ijsco likken in slow-motion, waarna we via de nodige tai chi en bowlen langzaamaan bij een totale freak-out van silhouetten, room en fruit belanden. Wat allemaal goed aansluit bij de hectische muziek.

The Black Keys – Lonely Boy

The Black Keys deinzen niet terug voor een jolig clipje meer of minder, maar Lonely Boy is vooral een teken van minimalisme. We zien eh, een redelijk blije neger een dansje doen. En dat was het. Deze video slaat elke stijlvorm van de hedendaagse muziekvideo (behalve verrassing wellicht) hard in het gezicht en komt er nog mee weg ook. Hoofdpersoon is acteur/muzikant/parttime beveiligingsbeambte Derrick T. Tuggle.

Destroyer – Kaputt

Een Oost-Europees jochie – wat een held trouwens – doet puberaal tegen mams, komt een oude man tegen (of wordt een oude man?) en vliegt vervolgens met een walvis in het rond. Koelt tenslotte af in het water. Volg jij het nog?

Felix Cartal – World Class Driver

Die Benidorm bastards en je seniele opa got nothing on these guys. Wat een bejaarden-swag. Ik weet niet of ik nu met ze wel meefeesten of juist wil wegrennen, en de muziek is ook al niet echt geruststellend.

Graffiti Island – Headhunters

Ik heb echt geen idee wat dit inhoudt. Is dit gejat van een 70s soft-porno fantasyserie? Of een parodie erop? En wie maakte zulke dino’s, 1933-stijl? Het heeft ook maar 802 views vergaard, maar dit soort bizarre zooi wordt dus ook gemaakt.

Is Tropical – The Greeks

Die jeugd van tegenwoordig! Alleen nog maar met geweld bezig! En met redelijk savvy animatiesoftware, zo blijkt, want zo indrukwekkend zag het er niet uit toen mijn buurtgenootjes elkaar na zo’n Power Rangers-marathon naar de keel vlogen.

Cass McCombs – County Line

Dit is niet eens de officiële video voor dit nummer (die is aardig, maar ook ietwat plichtmatig), maar des te fascinerender: je ziet allemaal home footage­-beelden van drugsverslaafden. Waar vind je dat soort filmpjes? Het past hoe dan ook wel bij die Elliott Smith-vibe die het nummer heeft.

Bij V Magazine formuleerden ze het nog treffender:

Honest to the point of hurting—and at times, hauntingly invasive—the imagery pulls us into the disheveled quarters of a dissolute twentysomething junkie, complete with an era-exposing asymmetrical haircut. Showing not only the nocturnal ritual of putting on live shows but also the drug use that perhaps feeds the mechanics of idle creative work, a parallel forms between drug addiction and the emotional dependency that we project upon other people; the comfort we seek in the approval we need. Like many relationships, the drugs might be bad for you, but they feel awfully good and they’re fucking difficult to quit.

Crap, deze video moet je even bij Pitchfork bekijken, één muisklik van je verwijderd.

Mastodon – Deathbound

Wat als je een stel Muppets en een hoop speelgoed een Cyriakvideo laat naspelen? Meets Roland Emmerich? En je zet er de meest geflipte metal over die kunt vinden? Nou, dit dus. Mastodon is mijns inziens niet echt om aan te horen, maar die clips van ze zijn dikwijls fantastisch. Zoals hier.

Mister Heavenly – Bronx Sniper

Nobody fuck with mijn Action Man-pop, want hij verandert zo in een totale creep van grote mensen-formaat en nodigt zijn posse uit om je eens even helemaal te bossen. Hij is al in je huis, dus des te gevaarlijker. Je bent gewaarschuwd.

Tyler, the Creator – Yonkers

Die OFWGKTA-hype duurde ongeveer even lang als dat Rebecca Black-bashen, namelijk een maandje of zo, maar deze video voor Tyler, the Creators (ik kan heel slecht tegen die komma trouwens) ‘Yonkers’ blijft wel heerlijk bizar. Eet hij nou echt een kakkerlak? Nee toch? En eh, dan hangt hij zichzelf op? Zo dood is jullie hype ook weer niet, Tyler.

UNKLE – Money and Run (feat. Nick Cave)

OK, we hebben aardig wat gekke figuren gezien in deze video’s, maar de hoofdpersoon in deze van UNKLE (die hebben trouwens ook wel andere leuke clipjes gemaakt) maakt het wel erg bont. Of het nou iemand van adel is, een bankier, of gewoon een andere geflipte kakker is wordt mij niet helemaal duidelijk, maar dat deert ook weinig. Hij bezorgt iedereen die hij tegenkomt gewoon zijn of haar grootste nachtmerrie. Ergens noem ik dit maatschappijkritiek, maar aan de andere kant is het ook gewoon hilarisch. Maar misschien ligt dat aan mij.

3D, (hopelijk) eindelijk volwassen

5 dec

Natuurlijk, over 3D-film wordt al sinds de eerste introductie tot ‘Avatar’ gezeverd en gejammerd. Ja, het is in potentie geweldig, innovatief en een revolutie binnen de cinema, maar ja, het zorgt ook voor hoofdpijn, nog duurdere bioscoopkaartjes, melige trucjes met vliegende objecten en barslechte en goedkope 3D-conversies die eruit zien als mislukte kijkdozen. De nieuwigheid is er inmiddels af – ‘Avatar’ kwam in de zomer van 2009 uit – en de opbrengsten worden door tegenvallende ervaringen sindsdien steeds minder. Gaat 3D, net als toentertijd in de jaren ’50, weer als een nachtkaars uit, wordt als een mislukte gimmick/melkkoe? Filmcriticus Roger Ebert zal er niet zo rouwig om zijn, waarschijnlijk. En is het mooie van cinema niet juist dat je op een plat beeld suggesties van diepte kan creeren (of juist niet)? De rest van de wereld is ook al 3D, en als Rembrant en Picasso het niet nodig hadden, waarom dan wij wel?

3-D (tweede van links, en zo heet hij echt) was altijd al de coolste uit Biff Tannens 'Back to the Future'-posse, en nu lacht hij ook nog het laatst.

Gelukkig blijft deze discussie voortduren, want boeiend blijft het. Ondergetekende doet bij deze een duit in het zakje, simpelweg omdat 3D de afgelopen weken bijna onontkoombaar werd: Werner Herzog, Steven Spielberg en Wim Wenders kwamen allemaal met een 3D onze filmtheaters verrijken, de eerste van Martin Scorsese volgt snel. Oh ja, en Reinout Oerlemans ook. Maar die hoort niet in dat rijtje; sorry, Rein.

De eerste van hun respectievelijke films die ik zag was Herzogs ‘Cave of Forgotten Dreams’. Dit was een film waar reikhalzend naar uit werd gekeken, vanaf het moment van aankondiging: de grote gekke Duitser, die een hermetisch gesloten Franse grot mag betreden, waar de oudste menselijke schilderingen op de muren zijn aangetroffen? Om er een documentaire van te maken? In 3D? En dan komen er ook nog albinokrokodillen in voor? Teken mij maar in.

Naast die albinokrokodillen was het meest nieuwsgierigmakende aspect van de film dat Herzog zo ongeveer de eerste echte getalenteerde regisseur was die met 3D ging werken. Natuurlijk, James Cameron is geen totale knurft, maar is naast ‘T2: Judgment Day’ ook verantwoordelijk voor een draak als ‘True Lies’ en het feit dat ‘Avatar’ een veredeld, blauw Kevin Costnervehikel was zonder Kevin Costner. Ook Tim Burtons ‘Alice in Wonderland’ werd in 3D uitgegeven, maar dat was een vluchtige en waarloze 3D-conversie waar de regisseur waarschijnlijk weinig over te zeggen had. Daarnaast heeft Pixar meerdere films in 3D uitgebracht, maar voor op computers gemaakte animatiefilms lijkt 3D een makkelijkere en kleinere stap om te maken dan bij speelfilms.

‘Cave of Forgotten Dreams’ maakt de verwachtingen gelukkig waar. Dat Herzog een goede docu in de vingers heeft, concludeerden we na ‘Grizzly Man’ zonder enige terughoudendheid, maar het mooiste is nog dat het driedimensionale aspect echt wat toevoegt. Dat heeft er natuurlijk alles mee te maken dat de film zijn grotendeels in een grot afspeelt: weinig locaties lenen zich zo goed voor de extra nadruk op diepte dan een nauwe, donkere grot vol spelonken en stalagmieten. En dan die schilderingen. Die zijn op zichzelf al adembenemend mooi, nog los van hun leeftijd, maar zijn veelal zo in dialoog met de gewelven en het relief van de allerminst rechte grotwanden. Pas in 3D zie je pas hoe mooi de rondingen in de grot gebruikt zijn in de kunstuitingen. Het mooiste voorbeeld vormt waarschijnlijk de mystieke schildering aan een kegelvormig uitsteeksel aan het uiteinde van de grot, die door de fragiele grond maar van één kant kan worden bekeken. De uitstulpsel hangt verleidelijk voor je ogen, zonder dat je de gehele schildering erop kunt zien. En dan is de zeer boeiende conclusie die Herzog trekt over de wandkunst als zijnde een soort proto-cinema nog niet eens aan bod gekomen.

Die andere grote Duitse auteur van de cinema, Wim Wenders, kwam al dan niet toevalligerwijs ongeveer tegelijkertijd met zijn eigen 3D-film: ‘Pina’, een documentaire over de bekende Duitse danseres en choreografe Pina Dausch. Dansfilms zijn er in alle soorten en maten, en van wisselende kwaliteit (hoewel er genoeg klassiekers te noemen zijn), maar ook hier is de stap naar drie dimensies een logische. Dans is bij uitstek een puur visuele uitingsvorm, die het best in een theater te bekijken is, waar je de gehele diepte van een podium kunt gebruiken en (als kijker) kunt zien.

En het werkt: veel van de dansscènes in ‘Pina’  – en er komen er logischerwijs aardig wat voorbij – zijn adembenemend, door de choreografie en het gebruik van de diepte en verschillende props; van stoelen tot vallende bladeren en rondvliegende emmers water. De fabelachtige soundtrack bij de dansstukken draagt ook meer dan een steentje bij. Toch valt op dat Wenders filmisch zich naast het 3D-aspect redelijk conventioneel opstelt. Veelal staat de camera op eenzelfde afstand en hoogte, droogjes de dans vast te leggen; slechts bij vlagen wordt er echt iets bijzonders gedaan met cameravoering en/of montage. Wellicht doordat het de eerste keer was dat Wenders met 3D werkt? Het stoort niet, maar vormt wel een duidelijk contrast met dansfilms zoals je die bij een festival als Cinedans ziet, waar veel gespeeld wordt met nieuwe film- en montagetechnieken. Verder is het een fragmentarische, bij vlagen ietwat rommelige film, ondanks de fraai gevonden thematiek van de vier seizoenen. Andere minpuntjes kan ik echter niet ontdekken.

De grootste van de drie films die ik evenwel ga bespreken is de laatste: ‘The Adventures of Tintin’. Met een wereldberoemde serie strips als basis, Steven Spielberg als regisseur, de medewerking van Peter Jackson en een budget van 120 miljoen dollar kun je stellen dat ‘Tintin’ een van de grootste familiefilms van het seizoen is. Toegegeven, door de motion capture-techniek die voor de film is gebruikt, waardoor het werk van de acteurs in een computergeanimeerde wereld terug te zien is, ligt de film meer in het verlengde van ‘Toy Story 3’ dan het werk van de bovengenoemde Duitsers, maar bij een technische pionier als Spielberg word je toch nieuwsgierig naar het resultaat.

‘Tintin’ is een familiefilm, die ook voor je neefje van zes vermakelijk moet zijn – of zich juist vooral op die doelgroep richt. Dat blijkt, gezien de soms ietwat kinderlijke toon die de film aanslaat en de bij vlagen erg duidelijke desinteresse in narratieve continuiteit of logica. Verder is de film echter ook voor volwassenen erg vermakelijk. Ondergetekende kent de Kuifjeboeken van vroeger, maar wist weinig meer van de concrete verhalen. Toch is het moeilijk niet meegesleept te worden in het aanstekelijke verhaal en de doldwaze stunts die Tintin en Haddock beleven; tijdens de film worden de meest megalomane momenten uit ‘Pirates of the Caribbean’ en ‘Indiana Jones’ gecombineerd, en vervolgens gaan er nog aardig wat schepjes bovenop – het voordeel van computeranimatie inderdaad. Het levert totaal onlogische of plausibele, doch zeer onderhoudende stunts en scènes op. Het is daarnaast zeer makkelijk om mee te gaan in Tintins enthousiaste nieuwsgierigheid. In deze eerste film hebben ze al drie boeken gecombineerd, dus het is de vraag hoever ze komen met Hergés oorspronkelijke materiaal gaan komen. De ontknoping laat echter overduidelijk blijken dat we nog veel meer Tintinfilms kunnen gaan verwachten – hoewel ik vermoed dat ‘Kuifje in Afrika’ niet bovenop de stapel ligt. Als de volgende delen net zo vermakelijk zijn als dit eerste, is er hoe dan ook alle reden tot vertrouwen.

Kunnen we nu concluderen dat 3D een blijvertje is en geen kortstondige hype? Waarschijnlijk valt of staat het bij de kwaliteit van het aanbod en daarmee bij de grote filmmakers: zodra die zich langdurig hard blijven maken voor 3D-film en werk van kwaliteit blijven leveren in dat formaat kan het bijna niet anders of dat we ook op de langere termijn driedimensionale films te zien zullen krijgen. Zelfs Michael Bay kan daarbij geen roet in het eten gooien. ‘Tintin’ moet haast wel een groot succes blijken in de Verenigde Staten, zoals het dat al in Europa is; de twee Duitse films werden op kleinere schaal ook zeer goed ontvangen. En bij ‘Avatar’ 2 en 3 is succes evengoed gegarandeerd. Bij de eerste poging met 3D, in de jaren ’50 dus, zat het door meerdere factoren niet mee. De techniek was er nog nauwelijks klaar voor, en studiobonzen – die toen nog een stuk meer macht hadden dan tegenwoordig – raakten bij de eerste tegenslag al hun interesse kwijt. Zo werd Alfred Hitchcocks ‘Dial M For Murder’ in 1954, ook in twee dimensies een prachtfilm die 3D een enorme nieuwe boost had kunnen geven, na een verminderde publieke interesse in driedimensionaliteit (na uiteraard een aantal belabberde, goedkope 3D-conversies) vrijwel uitsluitend nog in 2D in de bioscopen gebracht. Dat stadium zijn we nu definitief voorbij.

Murder belde wel hoor, maar was toen gewoon verkeerd verbonden of zo.

Toch blijft er hoogstwaarschijnlijk genoeg ruimte voor film in 2D; parallellen met de komst van de geluids- en kleurfilm zijn aanlokkelijk, maar niet geheel terecht. Die overgangen (zeker de komst van geluid) maakten gehakt van de oude garde filmmakers en vooral acteurs en deden de ouderwetse vormen van film eigenlijk geheel verdwijnen. Het is interessant om te zien dat bij de komst van kleur cinema al langer bestond, en dat tradities daardoor hardnekkiger werken: na de eerste extravagante Technicolor-klappers, veelal musicals, bleef zwart-wit decennialang de norm voor serieuzere cinema. Latere innovaties stuitten op nog meer robuustheid van oude tradities.

Wellicht is de wedergeboorte van 3d het beste te vergelijken met de komst van CinemaScope, het brede beeldformaat. Ook deze nieuwigheid leidde tot veel scepsis in eerste instantie. Was dit nou echt een verbetering ten opzichte van 16:9 of 4:3 beeldformaten? Deze twijfel wordt misschien nog het beste verwoord door Fritz Lang, wanneer hij zichzelf speelt in Jean-Luc Godards ‘Le Mepris’: CinemaScope, aldus de legendarische Duitse veteraan, regisseur van onder andere ‘Metropolis’ en ‘M’, is alleen bruikbaar voor het filmen van slangen en begrafenisprocessies.

Ja, eigenlijk is dit gewoon een schaamteloos excuus om een plaatje van James Dean te kunnen posten. Graag gedaan, ladies.

Ironisch genoeg was ‘Le Mepris’ (uit 1963) zelf al in CinemaScope geschoten, en had Nicholas Ray bijvoorbeeld al in 1955 ontegenzeggelijk de kracht van het beeldformaat bewezen in ‘Rebel Without a Cause’. Desalniettemin heeft CinemaScope niet de cinema volledig overgenomen: Widescreenfilms zijn aan de orde van de dag, hoewel 4:3 is gedegradeerd tot een curiosum dat zelfs op televisie nauwelijks meer voorkomt. Maar CinemaScope en Widescreen bestaan dus vreedzaam naast elkaar en zullen bioscoopgangers die nooit een operateurscursus hebben gevolgd het verschil meestal niet eens opmerken. Dat zal waarschijnlijk de toekomst zijn van 2D en 3D: vreedzame coexistentie.

The Godfather: een Amerikaanse tragedie

17 nov

Over ‘The Godfather’ is al zo veel gezegd en gesproken dat het schier onmogelijk lijkt om niet in clichés te vervallen. De diverse onderscheidende aspecten van de film zijn zo iconisch dat ze de mogelijkheid tot parodiëren allang voorbij zijn. Maar wanneer heb je de film voor het laatst daadwerkelijk bekeken? Hoe komt de film over als je er met een frisse blik naar kijkt?

Zelf heb ik de film drie dagen geleden op het grote scherm mogen bekijken, in een digitale, gerestaureerde print. Het eerste dat opviel was het publiek dat erop af kwam: naast de gebruikelijke vijftigers en yuppenstelletjes die je in een dergelijk theater (The Movies, Amsterdam) verwacht, werd de zaal verder gevuld met mensen van alle walks of life, van adolescente bontkraagtjappies tot balorige kroegtijgers. Tijdens de reclames en trailers heerste dan ook een rumoerige Pathésfeer, maar dat hield terstond op bij het begin van de film zelf. Sterker nog, het was onmiddellijk muisstil.

En hoe adembenemend waren de 2,5 uur die volgden. Ook al wist je, zoals ondergetekende, nog vrijwel precies welke ontwikkelingen in de film zouden volgen, het blijft prachtig om te zien hoe meesterlijk Coppola binnen enkele scènes zowel de belangrijkste karakters als de onderliggende thematiek weet te introduceren. Terwijl iedereen buiten de bruiloft van zijn dochter viert, regelt don Vito Corleone binnen in dat muffe kantoorzaken die het daglicht niet kunnen velen.

Zoon Michael (Al Pacino) is dan nog het buitenbeentje, maar zoals in elke tragedie ligt zijn (nood)lot al vast: hij, en niet een van zijn twee sullige broers, is voorbestemd om zijn vader op te volgen. Hij heeft in de Tweede Wereldoorlog gediend en gestudeerd, maar heeft ook de sluwheid en kille zakelijkheid van zijn vader geërfd die zijn broers Sonny en Fredo ontberen. Daarmee is de film niet alleen een Italiaanse tragedie, waarin men wegkijkt voor de georganiseerde misdaad en mooi weer speelt, een waarvan de prachtige, zonovergoten langschappen en stadjes van Sicilië niet kunnen maskeren dat alle mannen er in vendetta’s gedood zijn. Nee, uiteindelijk is ‘The Godfather’ een uitermate Amerikaanse tragedie. Don Vito hoopte als capo een positie te verwerven waarin zijn zoons op legitieme wijzen carrière kunnen maken. Hiermee is hij de Amerikaanse droom indachtig, zoals verwoord door founding father John Adams: die zei dat hij zich bezighield met macht en oorlog, opdat zijn zoon een onschuldiger ambacht kon leren; opdat diens zoon weer dichter kon worden. Zo ook dagdroomt Vito over een rol voor Michael als senator of gouverneur, als legitiem vervolg op zijn eigen leven als maffiabaas. Tevergeefs. Cosa Nostra raakt iedereen in de omgeving. De laatste die het beseft is Michaels niet-Italiaanse vrouw Kay (Diane Keaton), aan het einde van de film.

John Adams. Nu moet ik het toch even over die hangwangen gaan hebben...

‘The Godfather’ excelleert op alle fronten, van Coppola’s regie tot het fenomenale acteerwerk (met Pacino als hypnotiserend, volmaakt middelpunt) en de muziek van Nino Rota, waarvan het alom bekende loopje pas halverwege eens een keer voorbij hoeft te komen om nooit meer vergeten te worden. Alle lof is terecht: zelden heeft een film zo de perfectie benaderd als deze – of het moet het tweede deel van de reeks zijn.

Maar ‘The Godfather’ is meer dan dat, de reden waarom de film lijkt uit te stijgen boven andere filmklassiekers. Meer dan ‘Citizen Kane’, meer dan ‘La Règle de Jeu’ of ‘Pulp Fiction’ is ‘The Godfather’ een film die een universele aantrekkingskracht heeft; de enige film die zowel je grootmoeder en de bakker aan de overkant als je neefje van 15 raakt. Het merendeel van de mensen mag dan wellicht een andere lievelingsfilm hebben, de zeggingskracht van ‘The Godfather’ wordt door iedereen onderschreven.

‘The Godfather’ is welbeschouwd het hoogtepunt van de cinema, de kunstvorm zoals die zich in 1895 aan de wereld openbaarde; haar ‘Kind of Blue’, haar ‘Mona Lisa’, haar ‘Negende Symfonie’. De film verscheen in een periode van de grootst gedeelde artistieke volwassenheid van het medium, waarin een dergelijk epos een van de grootste blockbusters sinds mensenheugenis kon worden.

Weemoed is echter niet op zijn plaats: publieke interesse heeft zich meer opgesplitst in meer op maat gesneden profielen, waarin zo’n eensgezinde culturele resonantie niet meer haalbaar is. Het rijke, eclectische palet aan voorkeuren en interesses dat we daarvoor in de plaats hebben gekregen is zeker fraai, maar neemt niet weg dat we een monument als ‘The Godfather’ moeten koesteren en blijven bekijken.

Is dit dezelfde film? ‘Beginners’ versus ‘Medianeras’ (en ‘The Future’)

9 nov

God, hoe heet die ene film ook alweer? Over die man, zo’n jonge creatieveling die met zichzelf in de knoop zit en niet weet wat hij met zijn leven aanwil en –moet? En die dan zo’n bloedmooi doch onzeker, quirky meisje tegen het lijf loopt die hem onbegrijpelijkerwijs helemaal je van het vindt? En dat hij dan van die levenslessen leert over zelfontplooiing en volwassenwording via dat meisje? Oh ja, die jongen heeft ook zo’n trui aan met horizontale streepjes. En een klein wittig hondje dat tegen hem praat, geloof ik, en helemaal dol is op dat meisje. En ja, het stel heeft zo’n oldskool liedje, hun liedje! Die ze draaien als ze moeten bonden!

Oh ja, ik weet het al, dat is ‘Beginners’ van Mike Mills. Of nee, crap, ik bedoel natuurlijk ‘Medianeras’ van Gustavo Taretto. Ik weet het niet meer.

Echt, hoe kunnen deze films zo elkaar lijken? Lees anders de beide synopses er maar op na als je me nog niet gelooft. De mannelijke hoofdpersonen in de twee films hebben zelfs precies dezelfde computer staan.

Natuurlijk is dat een veel te flashy Mac desktop computer. Waarom vraag je het nog?

Mac, check:

   

Ik weet het, de meeste jonge filmmakers van zijn gewoon neurotische, stedelijke dertigers met een onwrikbare Apple-adoratie, twijfels over hun leven en de liefde, de drang om vooral quirky creatief en rebels te zijn en eh, een liefde voor pratende huisdieren? Waarom altijd pratende huisdieren?! God, maar ik mag toch niet hopen dat alle films er over 15 jaar zo uitzien, zo voorspelbaar en zo uniform als de elektronische gadgets, vintage kleding en aftandse meubels die ze in huis halen. En dan heb ik het nog niet eens over ‘The Future’ gehad, gemaakt door de eega van Mills en precies zo’n film als de bovengenoemde twee, maar dan door een krankzinnige vrouw gemaakt. Des te beter trouwens.

Hondje, check:

    

Nu is ‘Beginners’ nog best wel een aardige film, ondanks de normaliter slecht te verdragen aanwezigheid van Ewan McGregor. De film bevat tussen de hersendodende clichés door nog wat momenten van originaliteit, wanneer de ideale vrouw in kwestie door een keelziekte tijdelijk niet mag praten en de scènes met en rol van Christopher Plummer als McGregors pas op late leeftijd uit de kast gekomen vader. Ook zijn de puntjes aan het einde ook niet zo geforceerd aan elkaar geknoopt; laat dat geworstel gerust nog even open.

‘Medianeras’ heeft ook zijn momenten, los van het feit dat het leuk is om eens een film uit Buenos Aires te kunnen zien (news flash: het is een veel te grote en lelijke kutstad, maar misschien ook met ergens wat mooie stukken, wie weet? Waar is Woody Allen als je hem nodig hebt?). Het project begon als fotoserie (die foto’s, van flatgebouwen in B.A., zitten er ook nog in), werd toen een kortfilm en duurt nu anderhalf uur, waar ze met een gerust hart $11 miljoen voor hebben uitgetrokken. Dat is viermaal het budget van ‘Beginners’, verbijsterend genoeg, en doet budgettair weinig onder voor een ‘Slumdog Millionaire’.

Dat is wel echt te veel van het goede gebleken: het is voor het grootste gedeelte wel erg, erg voorspelbaar. Leuk hoor, dat boy-meets-girl, maar kan het nog saaier ernaartoe werkend? Fatsoenlijke romantische komedies – want, Apples of niet, het is uiteindelijk gewoon een romcom – proberen je tenminste nog op het verkeerde been te zetten, of de suspension of disbelief in stand te houden dat er een kans is dat het stiekem toch nog misgaat. Hier niet: elk shot (en elke shotovergang) schreeuwt werkelijk dat jongen en meisje in kwestie samen eindigen. En dan heb ik het nog niet eens over de zeer povere pogingen tot symboliek. Het meisje speelt graag ‘Where’s Wally’, maar kan op één plaat de olijke jongeman Wally niet vinden: Wally in de stad. En, get this, ze woont dus zelf ook in een stad. Mag ik even kotsen? Drie keer raden in welk jaargetijde ze elkaar vinden. Ik verzin het niet.

Streepjestrui, check:

      

Dat meisje is überhaupt de meest trieste fantasiecreatuur die ooit aan een mannenbrein is ontsproten, want echt niet dat een vrouw zoiets bedenkt. Mariana is een veel te knap meisje dat na een break-up al jarenlang niet meer de deur uitgaat, behalve nog maar voor haar sporadische quirky creatieve baantje, geen vrienden meer heeft, nooit meer flirt of versierd wordt, maar alleen nog maar onzeker thuis zit. Net als, goh dat is toevallig, Carlos Nerdito de overbuurman. Alles schreeuwt uit dat hier een onzekere nerd gewoon een soort wish-fulfillment-verhaal heeft geschreven dat niets met de werkelijkheid te maken heeft. Dit is wellicht de ergste vorm van een manic pixie dream girl die ik in tijden ben tegengekomen, een onderwerp dat trouwens een eigen blogpost verdient. Dat komt op het lijstje.

Nee, geef mij maar ‘The Future’ maar. Daarin behandelt Miranda July grofweg dezelfde thematiek, net als in haar vorige film, ‘Me and You and Everyone We Know’. Maar ‘The Future’ doet zijn best om deze uitgekauwde kost zo radicaal en onconventioneel mogelijk te benaderen. Haar pratende huisdier, een invalide kat die Paw Paw heet, is niet vertederend en schattig, maar onuitstaanbaar irritant. T-shirts kruipen over straat. Men praat tegen de maan; zet de tijd stil. De objecten van begeerte zijn geen eendimensionale idealiseringen, maar apathisch en/of kalend. Het is te hopen dat dergelijke mindfucks meer navolgers krijgen dan haar manlief en, vooral, die Argentijnse yuppenkitsch.

Zo maak je niet een b-film – ‘Manos: The Hands of Fate’

9 aug

Het blijven enerverende voorbeelden: films die voor een grijpstuiver in elkaar worden geflanst en vervolgens enorme, goed ontvangen kassuccessen worden. Van ‘The Blair Witch Project’ en ‘Festen’ tot, vooruit, ‘The Breakfast Club’, is het juist des te fascinerender om te zien dat een film die overduidelijk geen rooie cent heeft gekost toch meeslepender kan zijn dan het gros van de films die wel fatsoenlijke production value hebben.

Ik zou graag willen zeggen dat ‘Manos: The Hands of Fate’ (1966) feilloos in dit rijtje past, maar daar is geenszins sprake van. In plaats van het introduceren van het plot heb ik een beter idee: ik ga uitleggen hoe deze film tot stand is gekomen. Het begon allemaal met Harold P. Warren, theaterenthousiasteling uit El Paso, Texas, die tijdens een koffiepauze met een bevriende scriptschrijver wedde dat het heus niet zo moeilijk was om in je uppie een fatsoenlijke langspeelfilm in elkaar te zetten. De schrijver nam uiteraard deze weddenschap met graagte aan, waarna hij kon toezien hoe Warren ter plekke op een servetje aan het script begon. Niet veel later had hij toch nog $19,000 aan financiering bij elkaar gesprokkeld en enkele acteurs en modellen voor een habbekrats weten te strikken met de belofte dat ze in de opbrengsten van de film zouden delen.

Met een geleend cameraatje en het huis van een plaatselijke notabele als decor en studio kon het filmen beginnen. Helaas niet voor al te lang, daar Warren zo weinig tijd had met de apparatuur dat de meeste scènes in slechts enkele takes gedaan moesten worden, als het al een meervoud van pogingen was. Daarnaast kon de camera in kwestie maar een halve minuut onafgebroken filmen, moest al het geluid achteraf worden opgenomen en waren er enorme belichtingsproblemen bij de nachtelijke scènes. Het gevolg is een film die er ongeveer zo uitziet:

Inderdaad, Torgo is een van de meest onbedoeld hilarische karakters op film vastgelegd. Waarom praat hij zo raar? Waarom loopt hij zo? Wat zijn dan voor knieën? De antwoorden zijn iets minder grappig. Acteur John Reynolds droeg belachelijke protheses op zijn benen om er als een satyr uit te zien, gemaakt door de besnorde mede-acteur die in het tweede fragment te zien is. Helaas droeg hij ze verkeerd, waardoor ze zijn knieschijven ernstig beschadigde en Reynolds verslaafd raakte aan pijnstillers, wat waarschijnlijk de reden is dat hij zo wappie oogt. Of het ermee te maken heeft, is niet duidelijk, maar nog voordat de film in première ging pleegde Reynolds op 25-jarige leeftijd zelfmoord. Yikes.

De andere acteurs verging het iets beter, maar ook zij hadden gelukkig door wat voor stinkende hoop drek de film aan het worden was. Dit ondanks de aanhoudende beloftes van Warren (die in het bovenstaande fragment de vader speelt) dat alle problemen in de post-productie wel opgelost zouden worden – terechte zorgen, want de uiteindelijke post-productie was minimaal. Het treffendste voorbeeld is misschien de opening van de film. ‘Manos’ begint namelijk met ellenlange shots van het Texaanse woestijnlandschap, vanuit een auto gefilmd. Deze waren bedoeld om als achtergrond te dienen van de openingscredits, maar die zijn nooit meer aangebracht.

Het biedt nog enige hoop in de mensheid dat bij de première iedereen ook doorhad hoe afgrijselijk het voltooide werk was geworden, resulterend in consternatie, boegeroep en een groep mensen die hun schoenen naar het scherm wierpen. Warren had, ook naar eigen zeggen, de slechtste film ooit gemaakt, die hem naast een gewonnen weddenschap louter genoeg geld opleverde voor wat hondenvoer voor een van de acteurs.

En dan heb ik het nog niet eens over het geesteszieke neefje van Frank Zappa gehad.

Dat de film aan de vergetelheid is onttrokken, berust op een hoop toeval en geluk, alsmede een paar vertoningen op kleine televisiezendertjes in de V.S. De grote doorbraak als hilarische mislukking kwam door het gebruik van de film in de jaren ’90 in de komedieserie ‘Mystery Science Theatre 3000’, dat poogde met het voor hun gebruikelijke commentaar ‘Manos’ nog enigszins draaglijk te maken. ‘Manos’ leeft sindsdien voort met een respectabele cultstatus in de harten van b-filmliefhebbers als een van de slechtste films ooit gemaakt; op IMDb staat het derde in de lijst van hun ‘Bottom 100’. Er zijn dus nog twee films nog slechter beoordeeld, maar gezien het veel grotere aantal stemmen dat ‘Manos’ heeft ontvangen blijkt dat die film nog steeds het meest tot de verbeelding spreekt en waarschijnlijk lijdt aan saboterende stemmen die de film als score een 10 geven.

‘Manos: The Hands of Fate’ blijft boeiend omdat het een curiosum is dat eigenlijk niet meer herhaald kan worden. Het is een langspeelfilm die werkelijk elke competentie van het filmmakingsproces ontbeert; terwijl we ons nu in een tijdperk bevinden waarin iedereen met telefoons, betaalbare camcorders en makkelijk verkrijgbare montagesoftware al wel iets redelijks coherents in elkaar kan zetten, bevat ‘Manos’ talloze montagefouten, motten die door het beeld zwermen, geen credits, en een vozend stelletje in een auto dat louter om contractuele verplichtingen in de film is opgenomen. Films als het veel recentere ‘The Room’ – wat een nog grotere aanrader is – zijn ook onbedaarlijk slecht, maar bevatten nog een bodemlaag van technische vaardigheid die hier geheel ontbreekt. Het is niet te garanderen dat men bij het bekijken van ‘Manos’ enig plezier zal beleven, maar uniek is het wel. Of hoewel, totdat de sequel uitkomt dan, in 2013…

Vooruit, nog een fragmentje dan ter conclusie:

Arthousefilm maken? Doe er een koter in

19 jul

Komende week gaat de nieuwe film van de Dardennes broeders in première , ‘Le Gamin au Vélo’. De recensie moet nog even wachten, maar wat wel opvalt is dat zoals wel vaker het geval is geweest ze goed lering hebben getrokken uit toppers als ‘Look Who’s Talking’, ‘Look Who’s Talking Too’, ‘Baby’s Day Out’ en de ‘Home Alone’-reeks: prop een schattig kindje in je film en je hebt goud in handen.

In dit post-Macaulay Culkintijdperk hebben echter ook filmmakers met artistiekere repertoires ontdekt dat als je in je baanbrekende ode aan Ozu of Tarkovsky een lieftallig kotertje een prominente rol geeft, je alras overladen wordt met festivalprijzen en andersoortig lof. Laat ik dit aan de hand van enkele voorbeelden illustreren.

Maar eerst... *tromgeroffel* een schattig fotootje van Macaulay. Of had je liever een filmstill uit 'Baby's Day Out' gezien?

Ladri di Biciclette

Ja, ook in 1948 gold deze vuistregel al, getuige deze neo-realistische klassieker van Vittorio de Sica. Bruno Ricci (Enzo Staiola) is als Italiaans straatschoffie, met de karakteristieke handgebaartjes en al, niet het eerste kind dat in de cinema door het beeld mocht lopen, maar weinigen zullen het eerder zo vertederend hebben gedaan. ‘Biciclette’ won een Oscar, een Golden Globe, een BAFTA en nog tal van andere prijzen, waarna het een geheide mainstay werd op filmacademies wereldwijd en inmiddels een pionier kan worden genoemd voor de hier besproken trend.

Le Ballon Rouge

Deze film van Albert Lamorisse uit 1956 duurt maar 34 minuten en bevat ongeveer drie regels tekst, maar heeft niet meer tijd nodig om een indruk te maken waar maar weinig films aan kunnen tippen. Sterker nog, toen het toenmalige Filmmuseum in 2008 een gerestaureerde print hiervan in de theaters bracht, was het een van de beste films die ik dat jaar zag. Ook deze film, waarin bijna geen volwassene voorbij komt, won een Oscar, evenals een Palme d’Or in Cannes. In 2007 werd er een soort veredelde remake van gemaakt, daarover later meer. Voor degenen die het gemist hebben staat het gehele origineel op JijBuis; ziehier deel een:

Billy Elliot

Spring een eindje vooruit naar de late jaren ’90, en je ziet het cinefiele collectief smelten bij het aanschouwen van een jongetje uit een Engelse arbeiderswijk die van ballet houdt. Acteur Jamie Bell, die de hoofdpersoon speelde, is inmiddels vooral bezig zijn carrière aan gort te helpen met ramsj als ‘Jumper’, ondanks de drie Oscarnominaties en vrachtwagenladingen gevuld met festivalprijzen die ‘Billy Elliot’ mocht ontvangen.

Whale Rider

Rond de eeuwwisseling was de gouden formule ook in Nieuw-Zeeland bekend: neem een schattig kind, stuur het op een met obstakels gevulde rite de passage op weg naar volwassenwording, gooi er wat levenslessen en een vleugje couleur locale bij en voilà. De ‘Karate Kid’-associaties die deze opsomming oproept zullen alleen maar versterkt worden door de film zelf, waarin het meisje Paikea (Keisha Castle-Hughes) vastberaden is een très masculiene Maorivechtsport te gaan beoefenen. Ondanks deze joligheid moet ik toegeven dat het een best goede film is en dat de Oscarnominatie voor Castle-Hughes en talloze andere prijzen (waaronder een publieksprijs op het IFFR) niet geheel onverdiend zijn. Geniet even mee met de kiwi-accentjes:

Turtles Can Fly

Eigenlijk heet deze Iraaks-Koerdische film ‘Lakposhtha parvaz mikonand’, maar je begrijpt dat dat voor de internationale markt net niet pakkend genoeg klonk. De naamsverandering hielp, want de rondrennende meute kinderen – voor zover de verwondingen door landmijnen het toelieten – die onder aanvoering van de schattige, bebrilde Satellite (Soran Ebrahim) proberen na te gaan of Saddam Hoessein al verjaagd is wonnen prijzen in onder andere Berlijn en Rotterdam. En terecht, want ‘Turtles Can Fly’ is tragikomisch prachtig.

Hmm, bij nader inzien is de film toch vooral erg tragisch. Doch mooi.

Le Fils

Ah ja, daar zijn ze weer: de Dardennetjes. Onze Waalse lachebekjes verblijdden ons ook met minderjarigen in ‘L’Enfant’ (een snel verdwenen huilbaby) en ‘Rosetta’ (maar gespeeld door een 18-jarige), maar met ‘Le Fils’ zitten ze iets meer in dezelfde leeftijdscategorie als de rest van de films. Uiteraard is ook deze Dardenne een so(m)bere bedoening, maar zo’n jonge knul helpt om toch net dat greintje vertedering en meevoelendheid in de kijker op te wekken. In Cannes liep men er dientengevolge mee weg, zoals gewoonlijk bij deze twee filmmakers.

Little Miss Sunshine

‘Little Miss Sunshine’ draait uiteraard om een heel gezin, dat in Alan Arkin, Toni Collette en Paul Dano prima acteurs herbergt, maar de show wordt gestolen door Abigail Breslin als de quirky uilenbrildragende dochter Olive. Hierna wil het met Breslins curriculum nog niet enorm vlotten, maar het grandiose succes van de film (twee Oscars en prima bezoekcijfers) leidde naast een redelijk vervolg voor Dano tot een hausse aan springerige Amerikaanse quasi-indiefilms, waarbij je kunt denken aan het gehele oeuvre van Michael Cera. Wat op zijn minst een hele eigen blogpost waard is.

Le Voyage du Ballon Rouge

So, Ballon Rouge, we meet again, zei de Duitse Bondvillain met de monocle. In ‘Le Voyage du Ballon Rouge’, een ode van de Taiwanees Hsiao-hsien Hou uit 2007 op het eerder genoemde origineel, volgen we eveneens de pogingen van een Parijse jongen om een rode ballon in bezit te krijgen en houden. Veel meer overeenkomsten zijn er desondanks niet, want waar in het origineel deze queeste in zijn pure visuele kracht iets onweerstaanbaars had en geen verdere rompslomp nodig had, worden we in deze nieuwe film vooral getrakteerd op een Juliette Binoche die kiwi’s snijdt of dat soort niemendalletjes. Je hoor mij niet zeggen dat je met zulke minimalistische huiselijkheden geen goede film kunt fabriceren, maar wanneer je met referenties aan het verleden zulke radicaal andere verwachtingen wekt ligt teleurstelling op de loer. Om niet te zeggen dat de gehele ode nogal gratuit overkomt. Hoe dan ook waren de kritieken op ‘Voyage’ nog best puik, maar was het succes op filmfestivals vrij summier.

Misschien dat juist het werk van de Dardennes ons kan vertellen waarom dit principe zo goed werkt. Natuurlijk, er zijn genoeg arthousefilms zonder prominente rol voor kinderen erin die in de prijzen vallen, maar veel van de bovengenoemde films behaalden successen die de pure intrinsieke kwaliteit lijken te ontstijgen. Het werk van de broers Dardenne is wat dat betreft interessant: juist in hun grimmige portretten van Waalse industriesteden werkt het, getuige het succes van de bovengenoemde voorbeelden, goed om in de vorm van een kind een mate van aaibaarheid en onschuld in je film te verwerken waar de kijker zich aan kan binden. Wanneer die zich kan inleven en meevoelen met een kind, is het wellicht makkelijker om daar zware artistieke thema’s tegenover te stellen – een verwoestende oorlog, schrijnende armoede, scheve genderverhoudingen – zonder dat het ondraaglijk wordt. Zo wordt de introductie van een kind het spreekwoordelijke suikerklontje waarmee men de portie levertraan inneemt.

...Ik kon het niet laten.