Tag Archives: rebel without a cause

3D, (hopelijk) eindelijk volwassen

5 dec

Natuurlijk, over 3D-film wordt al sinds de eerste introductie tot ‘Avatar’ gezeverd en gejammerd. Ja, het is in potentie geweldig, innovatief en een revolutie binnen de cinema, maar ja, het zorgt ook voor hoofdpijn, nog duurdere bioscoopkaartjes, melige trucjes met vliegende objecten en barslechte en goedkope 3D-conversies die eruit zien als mislukte kijkdozen. De nieuwigheid is er inmiddels af – ‘Avatar’ kwam in de zomer van 2009 uit – en de opbrengsten worden door tegenvallende ervaringen sindsdien steeds minder. Gaat 3D, net als toentertijd in de jaren ’50, weer als een nachtkaars uit, wordt als een mislukte gimmick/melkkoe? Filmcriticus Roger Ebert zal er niet zo rouwig om zijn, waarschijnlijk. En is het mooie van cinema niet juist dat je op een plat beeld suggesties van diepte kan creeren (of juist niet)? De rest van de wereld is ook al 3D, en als Rembrant en Picasso het niet nodig hadden, waarom dan wij wel?

3-D (tweede van links, en zo heet hij echt) was altijd al de coolste uit Biff Tannens 'Back to the Future'-posse, en nu lacht hij ook nog het laatst.

Gelukkig blijft deze discussie voortduren, want boeiend blijft het. Ondergetekende doet bij deze een duit in het zakje, simpelweg omdat 3D de afgelopen weken bijna onontkoombaar werd: Werner Herzog, Steven Spielberg en Wim Wenders kwamen allemaal met een 3D onze filmtheaters verrijken, de eerste van Martin Scorsese volgt snel. Oh ja, en Reinout Oerlemans ook. Maar die hoort niet in dat rijtje; sorry, Rein.

De eerste van hun respectievelijke films die ik zag was Herzogs ‘Cave of Forgotten Dreams’. Dit was een film waar reikhalzend naar uit werd gekeken, vanaf het moment van aankondiging: de grote gekke Duitser, die een hermetisch gesloten Franse grot mag betreden, waar de oudste menselijke schilderingen op de muren zijn aangetroffen? Om er een documentaire van te maken? In 3D? En dan komen er ook nog albinokrokodillen in voor? Teken mij maar in.

Naast die albinokrokodillen was het meest nieuwsgierigmakende aspect van de film dat Herzog zo ongeveer de eerste echte getalenteerde regisseur was die met 3D ging werken. Natuurlijk, James Cameron is geen totale knurft, maar is naast ‘T2: Judgment Day’ ook verantwoordelijk voor een draak als ‘True Lies’ en het feit dat ‘Avatar’ een veredeld, blauw Kevin Costnervehikel was zonder Kevin Costner. Ook Tim Burtons ‘Alice in Wonderland’ werd in 3D uitgegeven, maar dat was een vluchtige en waarloze 3D-conversie waar de regisseur waarschijnlijk weinig over te zeggen had. Daarnaast heeft Pixar meerdere films in 3D uitgebracht, maar voor op computers gemaakte animatiefilms lijkt 3D een makkelijkere en kleinere stap om te maken dan bij speelfilms.

‘Cave of Forgotten Dreams’ maakt de verwachtingen gelukkig waar. Dat Herzog een goede docu in de vingers heeft, concludeerden we na ‘Grizzly Man’ zonder enige terughoudendheid, maar het mooiste is nog dat het driedimensionale aspect echt wat toevoegt. Dat heeft er natuurlijk alles mee te maken dat de film zijn grotendeels in een grot afspeelt: weinig locaties lenen zich zo goed voor de extra nadruk op diepte dan een nauwe, donkere grot vol spelonken en stalagmieten. En dan die schilderingen. Die zijn op zichzelf al adembenemend mooi, nog los van hun leeftijd, maar zijn veelal zo in dialoog met de gewelven en het relief van de allerminst rechte grotwanden. Pas in 3D zie je pas hoe mooi de rondingen in de grot gebruikt zijn in de kunstuitingen. Het mooiste voorbeeld vormt waarschijnlijk de mystieke schildering aan een kegelvormig uitsteeksel aan het uiteinde van de grot, die door de fragiele grond maar van één kant kan worden bekeken. De uitstulpsel hangt verleidelijk voor je ogen, zonder dat je de gehele schildering erop kunt zien. En dan is de zeer boeiende conclusie die Herzog trekt over de wandkunst als zijnde een soort proto-cinema nog niet eens aan bod gekomen.

Die andere grote Duitse auteur van de cinema, Wim Wenders, kwam al dan niet toevalligerwijs ongeveer tegelijkertijd met zijn eigen 3D-film: ‘Pina’, een documentaire over de bekende Duitse danseres en choreografe Pina Dausch. Dansfilms zijn er in alle soorten en maten, en van wisselende kwaliteit (hoewel er genoeg klassiekers te noemen zijn), maar ook hier is de stap naar drie dimensies een logische. Dans is bij uitstek een puur visuele uitingsvorm, die het best in een theater te bekijken is, waar je de gehele diepte van een podium kunt gebruiken en (als kijker) kunt zien.

En het werkt: veel van de dansscènes in ‘Pina’  – en er komen er logischerwijs aardig wat voorbij – zijn adembenemend, door de choreografie en het gebruik van de diepte en verschillende props; van stoelen tot vallende bladeren en rondvliegende emmers water. De fabelachtige soundtrack bij de dansstukken draagt ook meer dan een steentje bij. Toch valt op dat Wenders filmisch zich naast het 3D-aspect redelijk conventioneel opstelt. Veelal staat de camera op eenzelfde afstand en hoogte, droogjes de dans vast te leggen; slechts bij vlagen wordt er echt iets bijzonders gedaan met cameravoering en/of montage. Wellicht doordat het de eerste keer was dat Wenders met 3D werkt? Het stoort niet, maar vormt wel een duidelijk contrast met dansfilms zoals je die bij een festival als Cinedans ziet, waar veel gespeeld wordt met nieuwe film- en montagetechnieken. Verder is het een fragmentarische, bij vlagen ietwat rommelige film, ondanks de fraai gevonden thematiek van de vier seizoenen. Andere minpuntjes kan ik echter niet ontdekken.

De grootste van de drie films die ik evenwel ga bespreken is de laatste: ‘The Adventures of Tintin’. Met een wereldberoemde serie strips als basis, Steven Spielberg als regisseur, de medewerking van Peter Jackson en een budget van 120 miljoen dollar kun je stellen dat ‘Tintin’ een van de grootste familiefilms van het seizoen is. Toegegeven, door de motion capture-techniek die voor de film is gebruikt, waardoor het werk van de acteurs in een computergeanimeerde wereld terug te zien is, ligt de film meer in het verlengde van ‘Toy Story 3’ dan het werk van de bovengenoemde Duitsers, maar bij een technische pionier als Spielberg word je toch nieuwsgierig naar het resultaat.

‘Tintin’ is een familiefilm, die ook voor je neefje van zes vermakelijk moet zijn – of zich juist vooral op die doelgroep richt. Dat blijkt, gezien de soms ietwat kinderlijke toon die de film aanslaat en de bij vlagen erg duidelijke desinteresse in narratieve continuiteit of logica. Verder is de film echter ook voor volwassenen erg vermakelijk. Ondergetekende kent de Kuifjeboeken van vroeger, maar wist weinig meer van de concrete verhalen. Toch is het moeilijk niet meegesleept te worden in het aanstekelijke verhaal en de doldwaze stunts die Tintin en Haddock beleven; tijdens de film worden de meest megalomane momenten uit ‘Pirates of the Caribbean’ en ‘Indiana Jones’ gecombineerd, en vervolgens gaan er nog aardig wat schepjes bovenop – het voordeel van computeranimatie inderdaad. Het levert totaal onlogische of plausibele, doch zeer onderhoudende stunts en scènes op. Het is daarnaast zeer makkelijk om mee te gaan in Tintins enthousiaste nieuwsgierigheid. In deze eerste film hebben ze al drie boeken gecombineerd, dus het is de vraag hoever ze komen met Hergés oorspronkelijke materiaal gaan komen. De ontknoping laat echter overduidelijk blijken dat we nog veel meer Tintinfilms kunnen gaan verwachten – hoewel ik vermoed dat ‘Kuifje in Afrika’ niet bovenop de stapel ligt. Als de volgende delen net zo vermakelijk zijn als dit eerste, is er hoe dan ook alle reden tot vertrouwen.

Kunnen we nu concluderen dat 3D een blijvertje is en geen kortstondige hype? Waarschijnlijk valt of staat het bij de kwaliteit van het aanbod en daarmee bij de grote filmmakers: zodra die zich langdurig hard blijven maken voor 3D-film en werk van kwaliteit blijven leveren in dat formaat kan het bijna niet anders of dat we ook op de langere termijn driedimensionale films te zien zullen krijgen. Zelfs Michael Bay kan daarbij geen roet in het eten gooien. ‘Tintin’ moet haast wel een groot succes blijken in de Verenigde Staten, zoals het dat al in Europa is; de twee Duitse films werden op kleinere schaal ook zeer goed ontvangen. En bij ‘Avatar’ 2 en 3 is succes evengoed gegarandeerd. Bij de eerste poging met 3D, in de jaren ’50 dus, zat het door meerdere factoren niet mee. De techniek was er nog nauwelijks klaar voor, en studiobonzen – die toen nog een stuk meer macht hadden dan tegenwoordig – raakten bij de eerste tegenslag al hun interesse kwijt. Zo werd Alfred Hitchcocks ‘Dial M For Murder’ in 1954, ook in twee dimensies een prachtfilm die 3D een enorme nieuwe boost had kunnen geven, na een verminderde publieke interesse in driedimensionaliteit (na uiteraard een aantal belabberde, goedkope 3D-conversies) vrijwel uitsluitend nog in 2D in de bioscopen gebracht. Dat stadium zijn we nu definitief voorbij.

Murder belde wel hoor, maar was toen gewoon verkeerd verbonden of zo.

Toch blijft er hoogstwaarschijnlijk genoeg ruimte voor film in 2D; parallellen met de komst van de geluids- en kleurfilm zijn aanlokkelijk, maar niet geheel terecht. Die overgangen (zeker de komst van geluid) maakten gehakt van de oude garde filmmakers en vooral acteurs en deden de ouderwetse vormen van film eigenlijk geheel verdwijnen. Het is interessant om te zien dat bij de komst van kleur cinema al langer bestond, en dat tradities daardoor hardnekkiger werken: na de eerste extravagante Technicolor-klappers, veelal musicals, bleef zwart-wit decennialang de norm voor serieuzere cinema. Latere innovaties stuitten op nog meer robuustheid van oude tradities.

Wellicht is de wedergeboorte van 3d het beste te vergelijken met de komst van CinemaScope, het brede beeldformaat. Ook deze nieuwigheid leidde tot veel scepsis in eerste instantie. Was dit nou echt een verbetering ten opzichte van 16:9 of 4:3 beeldformaten? Deze twijfel wordt misschien nog het beste verwoord door Fritz Lang, wanneer hij zichzelf speelt in Jean-Luc Godards ‘Le Mepris’: CinemaScope, aldus de legendarische Duitse veteraan, regisseur van onder andere ‘Metropolis’ en ‘M’, is alleen bruikbaar voor het filmen van slangen en begrafenisprocessies.

Ja, eigenlijk is dit gewoon een schaamteloos excuus om een plaatje van James Dean te kunnen posten. Graag gedaan, ladies.

Ironisch genoeg was ‘Le Mepris’ (uit 1963) zelf al in CinemaScope geschoten, en had Nicholas Ray bijvoorbeeld al in 1955 ontegenzeggelijk de kracht van het beeldformaat bewezen in ‘Rebel Without a Cause’. Desalniettemin heeft CinemaScope niet de cinema volledig overgenomen: Widescreenfilms zijn aan de orde van de dag, hoewel 4:3 is gedegradeerd tot een curiosum dat zelfs op televisie nauwelijks meer voorkomt. Maar CinemaScope en Widescreen bestaan dus vreedzaam naast elkaar en zullen bioscoopgangers die nooit een operateurscursus hebben gevolgd het verschil meestal niet eens opmerken. Dat zal waarschijnlijk de toekomst zijn van 2D en 3D: vreedzame coexistentie.

Advertentie
%d bloggers liken dit: